De muziek van Chimera is geheimzinnig, duister en mysterieus. Nogal gedurfd, zeker voor traditionele oren. Des duivels oorkussen laat een hele andere kant van de Nederlandse folk horen. Bas Verkade (zang, gitaar, dulcimer) en Marry Verkade (zang, gitaar, fluit) vormen de basis van de groep. Ze beginnen serieus als duo samen te spelen in 1974. Op dat moment hebben ze ook al een relatie met elkaar, die tot op de dag van vandaag stand houdt.
Bij een repetitie van het duo in Marry’s woning – Engelstalig werk – hoort haar broer, Koos Leezer, hun samenspel en is meteen enthousiast om mee te doen. Koos speelt gitaar, dulcimer, Indisch orgel, mandoline en tin whistle. Het trio kiest de naam Chimera, naar het vliegend paard uit het sprookje Psyche van Louis Couperus, waarin het dier symbool staat voor inspiratie.
Bas en Marry hadden een jaar eerder al een paar keer samengespeeld met bassist Ruud Schotting. Als de band waarin hij speelt wordt opgeheven, sluit hij zich aan bij Chimera. In een later stadium wordt de groep nog uitgebreid met violist Kees Mook. Er wordt gespeeld in jongerencentra – nog steeds Engelstalig – en ze doen mee aan een aantal talentenjachten.
Folkwereld
Pas in 1977, na een optreden op een folkfestival, komen de contacten met de Nederlandse folkwereld. Het blijkt een verademing voor Chimera. Dit publiek heeft aandacht voor de groep op het podium, iets wat ze van de jongerencentra niet echt gewend waren.
Langzaamaan verdwijnen de Engelse nummers meer naar de achtergrond en wordt het repertoire Nederlandstalig. Job Zomer, van het in folk gespecialiseerde Stoof-label, hoort Chimera spelen en biedt aan om samen een LP op te nemen. Zomer geeft de groep alle ruimte. Ze mogen de muziek naar eigen inzicht en ideeën opnemen. Het resultaat is de LP Des duivels oorkussen.
Het eerste wat opvalt aan de LP is de mystieke sfeer van de door Bas Verkade ontworpen hoes. Het toont een mythologisch aandoend landschap met een op de voorgrond een standbeeld van een soldaat op wacht. Het sluit aan bij de teksten van de acht nummers die de LP rijk is. Een ander opvallend kenmerk is de hoge stem van Marry. Wel iets waar je aan moet wennen.
Er is één nummer dat net iets minder dan twee minuten klokt, de andere zeven duren allemaal langer dan vier minuten, met De loteling als summum: 9 minuten en 20 seconden. Het is het relaas van een jongeman die door het lot wordt aangewezen om de belangen van de machthebbers met geweld te verdedigen, en daar tegen fulmineert. De tekst werd opgediept uit het liedboekje Straatmadelieven, en werd in 1888 geschreven door J.H. Schaper. De groep bedacht de melodie waarop het wordt gezongen. De loteling is de enige liedtekst die op de binnenhoes staat afgedrukt.
Uitgesponnen arrangementen
De meeste nummers op Des duivels oorkussen zijn traditioneel, met doorwrochte, uitgesponnen arrangementen waarin veel ruimte is voor improvisatie. In Nederland is er geen vergelijkbare folkgroep, daar buiten zou je kunnen denken aan Folque uit Noorwegen of Malicorne uit Frankrijk. Er zijn naast het al genoemde De loteling nog twee eigen composities: Warris is een instrumentaal stuk met veel tempowisselingen en terugkerende thema’s. Het eerste deel van titelnummer Des duivels oorkussen is van eigen hand, het tweede deel ervan is afkomstig uit het Antwerps Liedboek: Mijn sinnekens zijn mi doortoghen.
De reacties op Des duivels oorkussen zijn zeer positief. De groep is geïnspireerd en gaat vol enthousiasme werken aan een tweede LP. Binnen afzienbare tijd is er zoveel nieuw materiaal ontstaan dat Obstakel al snel een feit is. Een plaat die meer rockt – ook doordat Hans de Lange zich als drummer aansluit – en experimenteler is. Ook werken ze aan eigen teksten, maar die komen nog niet voldoende uit de verf om te gebruiken voor Obstakel. Maar voor een derde LP wil Chimera ze wel gebruiken. Die komt er echter niet, omdat de groep ten onder gaat aan het eigen succes. De vraag naar de band is groot, maar Bas en Marry hebben twee kleine kinderen die verzorgd en opgevoed moeten worden. De keuze wordt gemaakt om op het hoogtepunt te stoppen. In 1982 wordt op het Rotterdam Folk festival het afscheidsconcert gegeven.
Toch kruipt het bloed waar het niet gaan kan. Chimera maakt een aantal kleinschalige doorstarts mee. Maar pas rond 2007 wordt een vaste vorm gevonden die bestendig blijkt. Zoon Marijn Verkade voegt zich als bassist bij het oorspronkelijke duo. Er verschijnen twee cd’s: Uitgevlogen (2010) en Gestolen lente (2016) met eigen teksten, en muziek in het verlengde van het eerdere werk.